Bij zuigelingen zijn er signalen die kunnen wijzen op motorische problemen.
Ook chronische aandoeningen aan de luchtwegen of veel huilen kunnen een aanwijzing zijn dat er iets aan de hand is. In veel gevallen zullen de huisarts en/of de kinderarts een rol spelen bij het signaleren van dergelijke problemen. Vaak geldt: hoe eerder het kind behandeld wordt hoe geringer de verstoring van de ontwikkeling van het kind is.
Voorbeelden van indicaties zijn:
Jonge kinderen met een verkeerde houding of vertraagde ontwikkeling kunnen daar veel last van hebben. Lichamelijk, maar ook sociaal! Omdat ze niet kunnen meespelen op de speelplaats of in de turnles en zich dan gaan afzonderen.
Voorbeelden van indicaties zijn:
Oudere kinderen kunnen motorisch onhandig zijn of "houterig" bewegen, vaak hun evenwicht verliezen en veel uit hun handen laten vallen. Ook kan een kind angstig zijn om te bewegen of een slechte of slappe lichaamshouding hebben.
Soms maakt een kind veel bijbewegingen of lijkt het achter in zijn motorische ontwikkeling in vergelijking met leeftijdsgenootjes.
Een kind kan moeite hebben met stilzitten en om zich lang te concentreren. Het leren schrijven gebeurt moeizaam en vertraagd, het kind heeft moeite met het wisselen van draairichtingen en maakt omkeringen.
Als uw kind verandert van een vrolijke, actieve kleuter naar een onzeker, faalangstig kind, is het nodig dit verder te onderzoeken en in te grijpen.
Voorbeelden van indicaties zijn: